Rond 1200 werd een aantal verhalen geschreven dat betrekking had op de Heilige Graal. Vrijwel zeker hebben de Tempeliers te maken met de opleving van deze verhalen. Als mogelijke "Graalburcht" wordt de Montségur genoemd, aan de voet van de Pyreneeën. Het was een van de belangrijkste kastelen van de "Katharen".
Aan het eind van de 10e eeuw ontstond in de Languedoc het "katharisme", een leer die beweert dat al het geestelijke is geschapen door de Goede God, en al het stoffelijke door de God van het Kwaad. Het geestelijk leven van de Katharen stond daarom ook op een hoog peil. Onder de adel waren veel aanhangers. De ruïnes van hun kastelen zijn nog steeds te bezichtigen. De kathaarse leer botste met de opvattingen van de Kerk van Rome. In 1209 werd een kruistocht tegen deze "ketters" georganiseerd. Simon de Montfort stond aan het hoofd van een van de bloedigste operaties uit de geschiedenis van Europa (zie Bijlage 2). Het bolwerk der Katharen, de Montségur, viel in 1244. Meer dan 200 mensen werden levend verbrand. Tien jaar later werd het laatste kasteel, Quéribus, ingenomen. De Inquisitie der Dominicanen zorgde er verder voor dat de stroming langzaam maar zeker werd uitgeroeid.
Er werd gesproken van een schat der Katharen, die vlak voor de val van de Montségur in veiligheid zou zijn gebracht. Was het de Graal? Waren het de bezittingen van alle bewoners? Er is echter nooit wat gevonden…
Montségur |
Peyrepertuse |
Quéribus |
Simon de Montfort |
Huis St.Dominicus in Fanjeaux |
Deel 2 - Hoofdstuk 4: De Katharen (De Heilige Graal).
Wie kent niet het verhaal van Koning Arthur en zijn ridders van de Ronde Tafel? Bijna iedereen weet dat zij op zoek waren naar een zogenaamde Heilige Graal, wat dat ook geweest moge zijn. Iedereen gaat ervan uit dat deze verhalen fictief zijn, en heel misschien een kern van waarheid bevatten. Maar deze kern van waarheid zou best wel eens groter kunnen zijn dan vermoed. Want omstreeks 830 wordt Arthur al vermeld in de "Historia Brittorum", geschreven door de monnik Nennius. Volgens dit geschrift is Arthur de aanvoeder van de Britten, die de Angelsaksen in de slag bij Badon versloegen. Ook andere bronnen vermelden deze slag, die in 493 na Christus heeft plaatsgevonden.
De schrijver Graham Phillips beweert zelfs herleid te hebben wie deze Arthur was: namelijk Owain Ddantgwyn, die woonde in de plaats Viroconium in het koninkrijk Powys (centraal Wales). Ook heeft Phillips de (vermoedelijke) Graal zelf kunnen opsporen. Het is een zes centimeter hoog bekertje, in de vorm van een eierdopje, gemaakt van onyx. De huidige eigenaresse is ene Victoria Palmer, die een rechtstreekse afstammelinge van Owain zou zijn. Volgens zijn redenering is deze beker de "Mariakelk", die in 327 door keizerin Helena in Rome was ontdekt. Toen in 410 de stad door de Visigoten werd geplunderd, werd deze beker in veiligheid gebracht en naar Engeland vervoerd, waar het in Powys werd bewaakt. Mocht dit het ware achtergrondverhaal zijn, de legendes die hierover handelen hebben kenmerken die wijzen op Keltische oorsprong. Ze waren niet op schrift gesteld, maar door rondtrekkende barden mondeling overgeleverd. Het waren de Welse barden die in de zevende eeuw de legenden naar het vaste land, Bretagne, overbrachten. Rond het begin van de dertiende eeuw kregen deze legenden echter een meer christelijke invalshoek. De oorzaak hiervan heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met de terugkeer van de kruisvaarders uit het Heilige Land.
De bekendste van deze vernieuwde verhalen over de Graal zijn "Le Conte du Graal", omstreeks 1190 geschreven door Chrétien de Troyes; de "Roman de l’estoire dou St.Graal" van Robert de Boron, geschreven omstreeks 1195; "Pervesvaus", rond 1200 geschreven door een onbekende auteur; "Parzival", door Wolfram von Eschenbach geschreven omstreeks 1210; en de verhalen van de zogenaamde "Vulgaatcyclus" (Het Latijnse woord "vulgare" betekent "voor iedereen bekend maken"): "Lancelot" en de "Queste del Saint Graal", waarvoor rond 1220 cisterciënzische monniken verantwoordelijk waren. De bronnen van deze schrijvers zijn verschillend, maar nooit helemaal duidelijk geworden. Chrétien de Troyes noemt Filips van Elzas, de graaf van Vlaanderen die deelnam aan de derde kruistocht. De Duitser Wolfram von Eschenbach noemt ene Kyot de Provence, met wie waarschijnlijk Guiot de Provins wordt bedoeld, die een woordvoerder van de Tempeliers was. Ook de anonieme schrijver van de "Perlesvaus" zou een Tempelier geweest zijn. Aangezien ook de schrijvers van de Vulgaatcyclus banden hebben met de Tempeliers (bovendien was Bernard van Clervaux, de opsteller van de regels van de orde, zelf een cisterziënsische monnik) heeft deze orde duidelijk te maken met het ontstaan van de opleving van deze legenden. De bewakers van de Graal in de verhalen lijken in ieder geval in hun beschrijvingen veel op de Tempeliers. Wat de Graal zelf precies is, verschilt per verhaal. Soms is het de beker waaruit gedronken werd bij het Laatste Avondmaal; soms is het de beker waar Jozef van Arimathea het bloed van de stervende Christus in opving; soms is het een schaal of een edelsteen. Maar één ding is zeker: het heeft magische krachten.
In zijn boek "Het Heilige Bloed, de Heilige Graal" komt Henri Lincoln met de idee om de woorden "San Graal" te lezen als "Sang Raal", dat "Heilig Bloed" betekent. Omdat de "Sangraal" ook wel "Sangreal" wordt genoemd, zou je het ook als "Sang Real" kunnen lezen: "Koninklijk bloed". Volgens zijn hypothese geloofde men destijds dat Jezus van Nazareth getrouwd was geweest met Maria Magdalena, en dat zij na de kruisiging samen met Jozef van Arimathea naar Frankrijk vluchtte, waar toen al een grote joodse gemeenschap woonde. In Les-Saintes-Marie-de-la-Mer, aan de Middellandse Zeekust, wordt de aankomst van Maria overigens nog steeds ieder jaar gevierd. De hypothese vertelt verder dat Maria Magdalena zwanger was en dat haar nakomelingen derhalve "Koninklijk Bloed" in zich gedragen hebben. Immers, als rechtstreekse afstammeling van koning David was Jezus met recht Koning der Joden. Deze nakomelingen zouden zich later vermengd kunnen hebben met de Franken, hetgeen de mythische afstamming van de Merovingische koning Merovech kan verklaren. Want, terwijl de legende zijn naam verbindt met een "zeewezen", is de naam Jezus nauw verbonden met "vissen". Wordt hiermee op hetzelfde gedoeld?
Een andere overeenkomst van de Merovingen met de Graallegendes van koning Arthur is de naam beer. Al eerder heb ik de afkomst van de bijnaam Ursus verteld. De naam Arthur zou op zijn beurt zijn afgeleid van het woord arth, dat in het Wels nog steeds bestaat en beer betekent. Kan het zijn, met het oog op bovenstaande hypothese, dat de Tempeliers, die onder de Tempel van Salomo graafwerkzaamheden hebben verricht – sporen hiervan zijn nog steeds zichtbaar -, "iets" hebben gevonden en mee naar Frankrijk hebben gebracht? Kan het zijn dat er in verband met deze vondst nieuwe versies van de Graallegenden zijn ontstaan? En dat zij deze vondst in de buurt van Rennes-le-Château hebben verborgen? Overigens, terugkomend op de Graallegenden, is het niet met zekerheid te zeggen waar zich een en ander heeft afgespeeld. Volgens sommigen is het in Engeland, met Tintagel Castle in Cornwall als geboorteplaats van Arthur, met Camelot als Graalburcht en met Glastonbury als de plaats waar hij begraven was. Wolfram von Eschenbach heeft het in Parzival over "Sinandon" in "Waleis" hetgeen zou kunnen slaan op het Zwitserse Sion (vroeger Sidonensis geheten) in het kanton Wallis. Vaak wordt ook gesteld dat de Graalburcht is gelegen aan de voet van de Pyreneeën: het is de Montségur, het middeleeuwse bolwerk van de Katharen. En ook de Katharen spelen een rol in het verhaal over Rennes-le-Château.
De Katharen.
Aan het einde van de tiende eeuw ontstond in de Languedoc een stroming die bekend staat als het "katharisme". De leer is vanuit het Midden-Oosten via de Balkan en Italië naar Zuid-Frankrijk gekomen, en staat in vele opzichten dicht bij de oorsprong van het christendom. Vandaar dat de leer ook als christelijk beschouwd moet worden. Er zijn echter grote verschillen met de katholieke Kerk. Het kathaarse geloof is dualistisch: er zijn twee goden. De Goede God is de schepper van het onzichtbare en het geestelijke; de God van het Kwaad is de schepper van alle zichtbare, aardse dingen. Deze laatste wordt de "Rex Mundi" genoemd. Jezus kan daarom nooit de Zoon van God geweest zijn, omdat het lichaam een schepping is van de God van het Kwaad (oftewel de duivel). Het kruis beschouwden zij als het symbool van de Rex Mundi. Een ander gevolg van deze opvattingen was dat ook de dieren door de duivel geschapen waren, zodat er geen vlees of vis gegeten mocht worden. Belangrijk voor de Katharen is de directe en persoonlijke kennis, "gnosis" genoemd. Hierdoor was een kerkelijke hiërarchie overbodig. Zij kenden dus ook geen kardinalen en dergelijke ambtsbekleders. Wel waren er priesters en priesteressen, "parfaits" genaamd, die bijeenkomsten hielden in de open lucht, aangezien er geen (stoffelijke) kerkgebouwen waren. Door de gnosis kon de geest een "voltooide" staat bereiken. Dit was bij de parfaits het geval. Dit waren de echte "Katharen", de "zuiveren". Onder hen bevonden zich vele edellieden. Zij waren gewijd door handoplegging, het "consolamentum". Dit was het enige sacrament dat de Katharen kenden. Op dit sacrament moest een sober en streng leven volgen. De meesten lieten zich derhalve pas op het sterfbed wijden, zodat er nog een normaal leven geleid kon worden. Ging men dood zonder het consolamentum te hebben ontvangen, dan werd de geest gereïncarneerd in een ander lichaam zodat dit later toch nog het geval kon zijn.
Het is duidelijk dat deze opvattingen een doorn in het oog waren van de Kerk van Rome. Toen Bernard van Clervaux in 1145 naar de Languedoc afreisde om deze "ketters" te bekeren, kwam hij er echter achter dat de Katharen eigenlijk christelijker leefden dan zijn eigen katholieken. De Katharen waren toleranter en hadden bovendien een veel hoger geestelijk niveau. Paus Innocentius III zag hen echter als een grote bedreiging van de Kerk en riep in 1208 op tot een kruistocht tegen de Albigenzen, zoals de Katharen ook wel worden genoemd (naar de stad Albi). Koning van Frankrijk was in die tijd Filips II August die, na zijn terugkeer van de derde kruistocht, in een strijd verwikkeld was met de Engelsen. Zijn goedkeuring niet afwachtend, nam de aartsabt van het klooster van Cîteaux, Arnaud-Amaury, de leiding van de kruistocht tegen de Katharen op zich. Het werd een van de bloedigste oorlogen van Europa (zie Bijlage 2). De geweldloze Katharen boden weinig tegenstand, maar kregen wel steun van de met hen sympathiserende bevolking. Op 28 juli 1209 werd onder leiding van Simon de Montfort de stad Béziers ingenomen. De uitspraak "Doodt allen, God zal de zijnen herkennen" geeft aan hoe het er aan toe is gegaan. Naar schatting 20.000 mensen, katholiek en Kathaar, werden gedood. Ook op andere plaatsen volgden er bloedbaden, en werd de Languedoc stad na stad, kasteel na kasteel ingenomen. De Katharen bleven echter trouw aan hun leer en velen lieten zich dan ook liever zonder verzet op de brandstapel zetten, dan hun geloof af te vallen.
In 1218, tijdens het beleg van Toulouse, werd Simon de Montfort gedood. De strijd tegen de Albigenzen ging door, maar kreeg wel steeds meer een politiek karakter. Lodewijk VIII, de zoon van Filips II August, nam in 1226 de leiding op zich, wat drie jaar later resulteerde in het verdrag van Meaux, waardoor de Languedoc ingelijfd werd door Frankrijk. Hun grondgebied was verloren, maar de geest van de Katharen was niet gebroken. Paus Gregorius IX stelde in 1231 de "Heilige Inquisitie" in, die tot doel moest hebben de ketterij voorgoed uit te bannen. De orde der Dominicanen werd met deze taak belast. Deze orde was in 1215 in Toulouse opgericht door de van oorsprong Spaanse edelman Dominique Guzman. Of hij het eens was met deze taakstelling zullen we nooit weten, want hij overleed in 1221, tien jaar voor de instelling van de Inquisitie. Negen jaar lang heeft hij in Fanjeaux gewoond, temidden van vele Katharen… In ieder geval waren zijn Dominicaner broeders van mening dat zij goed werk deden. Wie zich niet bekeerde tot het katholieke geloof, bezweek onder de folteringen of belandde op de brandstapel. Zo verminderde langzaam maar zeker het aantal aanhangers. In 1244 was de Montségur nog over als een van de laatste steunpunten van de Katharen. Na een belegering van tien maanden gaven de bewoners zich over. Zij hadden zich kunnen redden door zich te bekeren, maar verkozen de brandstapel. Meer dan 200 Katharen werden levend verbrand aan de voet van de berg. Het verhaal gaat dat de nacht voor de overgave een viertal parfaits in het geheim van de berg zijn afgedaald. Zij zouden bij deze ontsnapping de schat der Katharen meegenomen hebben. Volgens sommigen heeft deze schat te maken met het Mysterie van Rennes-le-Château. Was deze schat de Heilige Graal? Waren het de bezittingen van de bewoners (waaronder vele edelen)? Of waren het misschien geheime documenten?
In 1255 werd het laatste Katharenkasteel, Quéribus, ingenomen. De Katharen doken onder in de bergen of in de grotten van de Pyreneeën. De Inquisitie deed zijn werk grondig, getuige de vele verslagen die bewaard zijn gebleven. Een van die verslagen vormt de bron van het boek van Emmanuel Le Roy Ladurie, waarin hij beschrijft hoe op 15 augustus 1308 de complete bevolking van het dorp Montaillou werd opgepakt en ondervraagd. De laatste parfait, Guilhelm Bélibaste, werd in 1321 in het kasteel van Villerouge-Termenès verbrand. De Katharen hielden officieel op te bestaan. Maar vast en zeker is de leer in een of andere vorm blijven bestaan. Want een religieuze stroming laat zich niet zomaar vernietigen. Iemand die dat goed in de gaten had, was Adolf Hitler. Hij misbruikte de legende van de Graal voor het creëren van een soort religie om meer standvastigheid te bewerkstelligen in zijn 1000-jarig Rijk. Zoals u weet is dat gelukkig niet doorgegaan. Het verklaart wel de belangstelling die ook de nazi’s hadden in de Montségur en het Katharengebied. Een belangstelling die tegenwoordig alleen maar groter wordt. Niet alleen door de vele publicaties die er verschenen zijn over de Katharen, en een algemene toename van de interesse in de gnosis. Maar ook door de vele publicaties die in de tweede helft van de 20e eeuw verschenen zijn over Rennes-le-Château. De toeristenindustrie maakt hier dankbaar gebruik van en vermaakt ons met kathaarse markten, kathaarse kastelenroutes, een Catha-rama, en ga zo maar door. U bent in "Le Pays Cathare". De Katharen zijn springlevend!