09 18


Deel 2: Achtergronden.

De mogelijkheid dat Saunière een schat had gevonden maakte het Mysterie uiteraard aantrekkelijk voor schatzoekers. Velen kwamen naar het dorp en zijn omgeving, maar gingen niet altijd voorzichtig te werk. Al in 1965 werd er bij de ingang van het dorp een bord geplaatst met de tekst: "Verboden opgravingen te doen". Toch is de mogelijkheid van een schat niet zo vreemd. Aan de hand van de geschiedenis van het gebied zal ik aantonen waarom.

Het gebied, de Razès, heeft altijd machtige bewoners gehad. De Kelten beschouwden het al als een heilige plaats. En vanwege de natuurlijke bronnen bouwden de Romeinen er hun badhuizen. In het jaar 70 hadden de Romeinen Jeruzalem geplunderd en de Tempelschat, genoemd in de "Dode-Zeerollen", naar Rome overgebracht. Op zijn beurt werd Rome in 410 geplunderd door de Visigoten, die zich later vestigden in Zuid-Frankrijk en Noord-Spanje. De Visigoten werden in 507 verslagen door de Franken en trokken zich terug tot het gebied rond Narbonne. Hebben zij hun schat op hun vlucht begraven?

De koning der Franken was Clovis I. Hij was de afstammeling van Merovech, de stamvader der Merovingen. Onder Clovis werd het Frankenrijk sterk uitgebreid en het Katholicisme verbreid. Een van zijn nazaten was Dagobert II, die in 671 in de kerk van Rennes-le-Château trouwde met een Visigotische prinses. We zullen Dagobert II nog vaker tegenkomen. In 679 werd hij vermoord. Zijn zoon werd heimelijk teruggebracht naar zijn moeder in Rennes-le-Château. Via hem werd de dynastie der Merovingen voortgezet. Terwijl de macht werd overgenomen door anderen, verspreide de dynastie zich onder vele families, waaronder Blanchefort en Sinclair. Een beroemde telg is Godfried van Bouillon. Was er in de omgeving van Rennes-le-Château een schatkamer?



Verbodsbord

Tempelschat Titusboog

Clovis I

 


Romeins badhuis in Rennes-les-Bains

"Dalles des Chevaliers"

 



Deel 2 - Hoofdstuk 2: De geschiedenis van het gebied.
  ( complete tekst) 

De vraag hoe Saunière aan zijn geld kwam is nog nooit goed beantwoord geweest. Ook niet door hem zelf. Op verzoek van bisschop Beauséjour diende hij een lijst in, waarschijnlijk op aanraden van zijn advocaat, met daarop de bedragen die uitgegeven zouden zijn voor de restauraties en de andere bouwwerkzaamheden. Deze lijst vermeldt een totaalbedrag van 193.093 FF, waarvan de Tour Magdala (40.000) en de Villa Béthania (90.000) de grootste posten zijn. Omgerekend naar onze tijd komt het totaal overeen met ongeveer 1,2 miljoen euro. Zoals gezegd werd Saunière ervan verdacht dit bedrag bewust te hoog te hebben gemaakt. Zo zou de schenking van de gravin van Chambord ook niet 3000 maar 1000 FF zijn geweest. Ook maakte het in verhouding hoge bedrag van 11.200 FF, uitgetrokken voor de aanschaf van de Calvaire in zijn tuin, de bisschop argwanend. Maar waarom deze verhogingen? Als ik zijn advocaat was geweest, zou ik het bedrag juist te lààg hebben gemaakt om aan te tonen dat het wel mee viel met zijn uitgaven. Misschien heeft Saunière hiermee aan willen geven dat hij op dit punt ongrijpbaar was. Behalve de uitgaven waren de inkomsten die hij opgaf ook hoog. De officiële stukken van het proces tegen hem tonen aan dat er aan schenkingen 82.100 FF is binnengekomen. Hoewel ik betwijfel of hij werkelijk al zijn inkomsten heeft opgegeven, is dit bedrag zeer behoorlijk te noemen: omgerekend ongeveer een half miljoen euro. Hiermee vergeleken is het bedrag van 450 FF per jaar, dat hij van de kerk kreeg, een druppel op een gloeiende plaat te noemen. In zijn 23 jaar priesterschap was zijn stipendium, omgerekend, nog geen 7300 euro.
 

Maar er was nog een andere geldstroom. Uit later teruggevonden financiële gegevens is gebleken dat Marie Denarnaud, net als bisschop Billard overigens, grote sommen geld van Henri Boudet, collega-pastoor van Rennes-les-Bains, had ontvangen. Hierbij worden bedragen genoemd, die vele malen groter zijn dan bovengenoemde cijfers. Tussen 1891 en 1901 zou Boudet 3.679.431 FF naar de huishoudster hebben overgemaakt! Alleen in de periode dat beide pastoors, waarschijnlijk door een meningsverschil, geen contact meer met elkaar hadden, viel de geldstroom weg. Vlak voor zijn dood in 1915 herstelde Boudet de vriendschap weer, waarna het geld opnieuw binnenstroomde. Ondanks het feit dat waarschijnlijk Boudet de grote man achter de schermen was, stond Saunière in het middelpunt van de belangstelling en gingen velen er van uit dat hij inderdaad een schat had gevonden. Sinds het bekend worden van het verhaal en van de rijkdom van de pastoor trokken er velen op uit om op zoek te gaan naar de schat. Helaas waren dit geen deskundige archeologen, maar geldbeluste schatgravers die in het wilde weg gingen graven. Dat dwong de gemeente Rennes-le-Château al in 1965 tot het aannemen van een wet die het graven in het dorp verbood. Ook nu nog staat er bij de ingang van het dorp een groot bord met de tekst "fouilles interdites".

Maar op zich zouden deze lieden wel gelijk kunnen hebben en is de optie dat er een echte schat met goud en juwelen verborgen is reëel. Want het gebied rond Rennes-le-Château, de Razès genaamd, heeft in het verleden zeer machtige bewoners gehad. Al van oudsher wonen er mensen. Opgravingen hebben sporen van bewoning aangetoond, die ouder zijn dan 3000 jaar. Rond 300 voor Christus leefden hier de Kelten die de streek beschouwden als een heilige plaats. Rennes-le-Château is dan ook genoemd naar een van hun stammen, de Redones. Ook de Romeinen hebben het gebied lange tijd bezet. Er zijn resten te zien van Romeinse wegen en munten gevonden van verschillende keizers. De meeste vondsten zijn gedaan nabij het naburige Rennes-les-Bains, waar de Romeinen door de aanwezigheid van een aantal natuurlijke bronnen een badplaats hadden gesticht.



De Tempelschat.

In 1947 werd ten oosten van Jeruzalem, hoog boven de oevers van de Dode Zee een groot aantal rollen gevonden. Deze rollen, van leer en papyrus, zaten in aardewerken vazen, die in diverse grotten verborgen waren. De meeste rollen waren erg versnipperd, maar na jarenlang intensief puzzelwerk bleken ze o.a. bijbelse teksten te bevatten. De ouderdom van deze als Dode-Zeerollen bekend geworden manuscripten werd geschat op 2000 jaar en ouder, variërend van de 4e eeuw voor tot de 1e eeuw na Christus. In de jaren vijftig werd Qumran blootgelegd, de nederzetting waar de gemeenschap die verantwoordelijk was voor de teksten, geleefd heeft. Er zijn vele munten gevonden, waarvan de meeste uit de periode 103 voor tot 68 na Christus. In 1952 werd ook een rol gevonden van opgerold koper. Na een paar jaar onderzoek bleek dat de teksten die hier op stonden, handelden over een grote schat, waarvan de inhoud en de plaatsen waar hij verborgen was, beschreven werden. In totaal zou de schat 60 ton zilver en 26 ton goud bevatten. Zoektochten naar de schat hebben niets opgeleverd, omdat de genoemde plaatsen inmiddels niet meer te traceren waren. Daardoor is men gaan betwijfelen of deze schat werkelijk bestaan heeft. Maar het zou natuurlijk ook kunnen zijn dat de schat al was gevonden. Het gebied in het Midden-Oosten behoorde in die tijd tot het Romeinse Rijk. In 66 na Christus kwam de joodse bevolking in opstand tegen de onderdrukking en verdreef de Romeinen. Keizer Vespasianus heroverde daarop Palestina, waarna zijn opvolger Titus optrok naar Jeruzalem. Na een belegering van vijf maanden werd de stad in het jaar 70 veroverd en geplunderd. Naast een groot aantal joodse krijgsgevangenen werd ook de zogenaamde Tempelschat mee naar Rome genomen. Op de Titusboog in Rome is dit tafereel op een reliëf afgebeeld. Hierop is ook duidelijk de menorah, de zevenarmige kandelaar, te zien. Wat hebben de Romeinen allemaal gevonden in Jeruzalem en meegenomen naar Rome? Is dit de schat waar in de Koperen Rol over gesproken wordt?


De schat der Visigoten.

Aan het begin van de vijfde eeuw werd het Westromeinse Rijk slachtoffer van de Germaanse Volksverhuizing. Het Rijk werd aangevallen door volken als de Vandalen, onder leiding van koning Genserik, en de Hunnen, onder leiding van Atilla. De Visigoten (ook wel West-Goten genoemd), die aanvankelijk als vrij volk deel uitmaakte van het Rijk, kwamen door onderdrukking in opstand. Een paar jaar later, in 410, veroverden ze Rome onder leiding van Alarik. Nadat zij de stad hadden geplunderd, trokken zij naar Zuid-Gallië en Noord-Spanje. Toulouse werd hun hoofdstad en Carcassonne een van de belangrijkste andere steden. Ook Rennes-le-Château, toen Rhedae geheten, werd een door de Visigoten versterkte plaats. Een eeuw later, in 507, werden de Visigoten door de Franken, die onder leiding stonden van Clovis I, bij Poitiers verslagen. Toulouse werd platgebrand en zij werden teruggedrongen tot het gebied rond Narbonne, met Carcassonne als grensplaats. De geschiedenis van de Visigoten brengt de mogelijkheid van een verborgen schat met zich mee. Het is op zich niet vreemd om te denken dat zij in 410 de Tempelschat uit Rome hebben meegenomen en dat zij deze, aangevuld na andere plunderingen, bij hun terugtrekking hebben verborgen in de omgeving van Rennes-le-Château. Heeft Saunière deze schat gevonden?


De Merovingen.


Zoals gezegd werden de Visigoten in het begin van de zesde eeuw door de Franken verdreven. De naam Franken is in feite een verzamelnaam voor een aantal Germaanse stammen. Deze stammen oefenden in de derde en vierde eeuw steeds meer druk uit op de grens van het Romeinse Rijk, die in het noorden gevormd werd door de Rijn en de Donau. In de vijfde eeuw was het koning Chlodion die er voor zorgde dat de Franken zich voor het eerst in "Frankrijk" gingen vestigen. Hij kan beschouwd worden als grondlegger van de dynastie der Merovingen, waarvan de naam is afgeleid van zijn zoon Merovech (of Meroveus), die in 447 koning der Franken werd. De Merovingen zijn omgeven door allerlei legenden en mythes. Zo zou Merovech een of ander zeewezen, Quinotaurus genaamd, als vader hebben gehad. De dynastie zelf zou afstammen van de stam van Benjamin. De Benjaminieten woonden in Bijbelse tijden in het gebied rond Jeruzalem. Later werden zij verdreven en gingen in ballingschap naar Arcadië, op de Peloponnesus. Daar huwden zij met Griekse vorstenhuizen. Begin eerste eeuw trokken zij naar het noorden, waar zij later na vermenging met Teutoonse stammen, de Sicambriërs vormden. Of de afstamming juist is, valt moeilijk te bewijzen, maar zeker is dat deze Sicambriërs, een van de Frankische stammen, zich na de Germaanse Volksverhuizing, aan het begin van de vijfde eeuw, in de Ardennen vestigde. Ook aan de naam Ardennen is een prachtige mythe verbonden. De naam is afgeleid van Arduina, de godin van de jacht. In Griekenland is zij bekend als Artemis. De Arcadiërs, die op de Peloponnesus woonden, stammen volgens de legende af van Arkas, dat beer betekent. Arkas is de zoon van Callisto, die de jachtgezellin is van Artemis. En Callisto is bekend als Ursa Major, de Grote Beer. De naam Ursus is nauw verbonden met de Merovingen, waarvan sommige afstammelingen dit als bijnaam hadden.

Onder Merovech hielpen de Franken de Romeinen bij hun strijd tegen de invallende Hunnen. Onder het bewind van zijn zoon Childeric I hielpen zij hen tegen de opstandige Visigoten. Ondertussen werd hun eigen gebied door veroveringen uitgebreid tot het latere Austrasië, het huidige Lotharingen. Van hier uit slaagden de Franken (inmiddels Merovingen genoemd) er in om hun gebied fors uit te breiden. Vooral onder Clovis I, de zoon van Childeric I, werd het gebied naar alle kanten uitgebreid. Na het terugdringen van de Visigoten strekte het rijk zich uit tot aan de Pyreneën. De Franken hingen net als de Goten het arianisme aan, een leer die Christus niet als God maar als mens beschouwt. Echter, toen Clovis in 496 op het punt stond om ten onder te gaan in de strijd tegen de Alamannen, riep hij in zijn wanhoop de hulp in van de God van de christenen. Na zijn overwinning bekeerde hij zich tot het rooms-katholicisme, door zich te laten dopen. Dit gebeurde in Reims door de heilige Remigius met de woorden: "Buig, fiere Sicambriër, verbrand wat gij hebt aanbeden, en aanbid wat gij hebt verbrand". Door deze bekering veranderde er veel. Niet alleen kwamen de Merovingen onder bescherming te staan van Rome bij het uitvoeren van hun veroveringen, maar ook werd de macht van de katholieke Kerk op deze manier enorm uitgebreid. Hoewel de Frankische gewoonte om het land te verdelen onder de erfgenamen ook voor de nodige onderlinge strijd zorgde, ging deze expansiedrift nog lang door.

Een van de nazaten van Clovis is Dagobert II. Deze koning van Austrasië zorgt voor de link met ons Verhaal door in 671 te trouwen in het kerkje van Rennes-le-Château. Zijn vrouw is een ariaanse prinses van de Visigoten. Waarschijnlijk door dit huwelijk liet Dagobert II het katholicisme in de steek. Lang heeft deze situatie niet geduurd, want in 679 werd hij onder goedkeuring van Rome, in Stenay (in de Ardennen) vermoord. Vanaf die tijd regeerden de "luie" koningen. De Merovingen waren altijd al meer priester-koning dan werkelijke heersers geweest. Het echte regeren lieten ze over aan zogenaamde hofmeiers. Dit werd langzamerhand hun ondergang. In Austrasië bekleedde het geslacht der Pippijnen het ambt van hofmeier. Een van deze hofmeiers was Karel Martel, die in 732 in de slag bij Poitiers de Arabieren versloeg, die vanuit Spanje binnengedrongen waren. Zijn zoon, Pippijn de Korte, nam in 751 de regering over door de laatste koning der Merovingen, Childeric III, af te zetten.

De dynastie van de Karolingen, genoemd naar Karel Martel, nam het roer over van de Merovingen. Pippijn de Korte herstelde de betrekkingen met de paus en de katholieke Kerk. Dit had tot gevolg dat niet langer de afstamming bepalend was voor de troonsopvolging, maar de zalving door de Kerk van Rome. De zoon van Pippijn werd in de kerstnacht van het jaar 800 door paus Leo III tot keizer van het Heilig Roomse Rijk gekroond. Zijn naam kent iedereen: Karel de Grote. De Karolingen hebben geregeerd tot de dood van Lodewijk V. Het feodale systeem waar de Franken goed in waren, nl. het verdelen van het land onder de erfgenamen, zorgde ervoor dat "Frankrijk" inmiddels enorm versnipperd was. Iedere ridder heerste vanuit zijn eigen kasteel over zijn eigen stukje land, alsof er geen centraal gezag was. In 987 werd Hugo Capet tot koning gekozen. Hij gaf zijn naam aan de dynastie der Capetingen. Beetje bij beetje werd de eenheid hersteld, met name door later het principe van erfelijke troonsopvolging weer in ere te herstellen. De Capetingen zouden aan de macht blijven tot 1328.

Maar hoe zit het nu met de Merovingen? Zij regeerden niet meer, maar houdt dat ook in dat zij helemaal niet meer bestonden? De geschiedenisboeken eindigen bij Dagobert II of bij Childeric III. Houdt de dynastie daarom bij hen op met bestaan? Het antwoord is, volgens sommige publicaties, nee. Want hoewel vaak gedacht wordt dat zowel Dagobert II als zijn zoon Sigebert IV in Stenay vermoord werden, wist deze laatste te ontkomen. Hij werd in het jaar 681 in het geheim teruggebracht naar zijn moeder, die op het kasteel van Rennes-le-Château woonde. Deze gebeurtenis is afgebeeld in reliëf op een steen, die met de afbeelding naar beneden in de kerk van Rennes-le-Château lag. Deze "Dalle des Chevaliers" is tijdens de restauratiewerkzaamheden gevonden, op aanwijzing van een document dat verborgen was in een balustre (een deel van een hek). De Dalle is nog steeds in het museum van het dorp te bezichtigen. Op het reliëf is een ridder met het kind op een paard afgebeeld. Door huwelijken hebben de Merovingen zich sindsdien verspreid onder vele families. Onder hen zouden namen zijn als Blanchefort, Plantard, Saint-Clair (Sinclair) en Habsburg-Lotharingen. Een van de bekendste nazaten van de Merovingen is Godfried van Bouillon. Hij was in 1096 een leidende figuur van de eerste kruistocht. Hoewel de Merovingen later een ondergeschikte rol vervulden, waren hun rijkdommen aanvankelijk enorm. Dagobert II heeft banden met Rennes-le-Château. Bovendien zijn er in het dorp talrijke merovingische graven gevonden. Was er in het gebied een schatkamer?